
|
NAPOLEON gaat naar SINT - HELENA |
ZONDAG 15 okt. (maandag)
Aankomst
Gourgaud:
Nadat we van 9 uur ’s avonds tot half zeven ’s ochtends bijgedraaid
hebben gelegen, wordt omstreeks het middaguur het anker uitgeworpen. Ik ben
in de hut van de keizer als we het eiland naderen en hij zegt als hij het
eiland ziet: “Dit is geen prettige dag. Ik had beter in Egypte kunnen
blijven; ik zou er nu keizer van het gehele oosten zijn geweest!”
Een sloep komt vanaf het eiland met een officier; na zijn aankomst begeven
de admiraal en kolonel Bingham zich aan wal.
Om half drie keert de admiraal terug met gouverneur Wilks, die er
vriendelijk uitzag.
Aant.: Wilks was gouverneur
namens de Indische Compagnie, eigenaresse van Sainte-Hélène. Bij aankomst
van Napoleon nam het gouvernement direct het bewind van het eiland over.
Hij stelt hem in de salonhut aan de keizer voor; op de vragen van
Zijne Majesteit antwoordt hij dat het eiland twee of drieduizend inwoners
heeft, waarvan tweederde slaven; daaronder bevinden zich geen katholieken.
Bij onze aankomst hebben we op de rede de brik de Furet van ons eskader
terug gevonden. die daar al zeven dagen voor anker ligt, en het fregat
Havannah, dat ons drie dagen vooruit is.
Tijdens het
diner schetst de admiraal een leuk en grootse aanblik van de stad, ik vraag
hem of ik er morgen heen mag. Hij zegt dat dat onmogelijk is, dat hij eerst
gaat, dat hij het eiland verkent, dat hij overlegt met de gouverneur. Ik
verzeker hem dat ik met niemand zal spreken, hij weigert het mij toe te
staan, hoe ik ook smeek. Oh, de dwaze situatie gevangene te zijn!
P.Vergers (1938):
Napoleon landt op 15 okt. 1815.
(Nu worden er geen positiebepalingen meer gegeven, want ze zijn er! RKV)
Louis
Garrot:
Voor anker om 10.30 uur.
Aubry:
De volgende morgen kleedt Napoleon
zich vroeg aan. Als hij in het gangboord komt, ligt het eiland voor hem. Een
monsterlijke uit zee opgestegen muur, steil aflopende rotsen van driehonderd
tot zeshonderd meter hoogte in ononderbroken rijen naast elkaar opgebouwd.
Ze bestaan uit bruine lava, hier en daar met rode strepen doortrokken zijn.
Geen bomen, geen planten. Als kleine witte raketten klotsen de golven tegen
de hoge verschrikkelijke muur, waarboven een wolkendek hangt, dat ook vast
lijkt te zitten aan die top.Geen zandstrand, geen voetbreed stukje oever.
Deze gigantische vulkanische slakkenberg lijkt de meest onneembare aller
vestigingen.
Als het schip naderbij komt, wordt er een inham zichtbaar met daarin huisjes met rode daken aan een kleine kade, een vierkante kerktoren, een soort kasteel, meerdere palmboomtoppen. Deze menselijke nederzetting is ingeklemd tussen zwarte basaltbergen, waarop op verschillende hoogtes kanonnen zijn opgesteld. De achtergrond schijnt donker en verbrokkeld.
De keizer laat zijn verrekijker zakken. De Fransen naast hem zijn stom van ontzetting. Is dat het gelukkige eiland dat men hen gisteren nog voorhield? Het zou de ingang van de hel kunnen zijn. Napoleon gaat zwijgend naar zijn hut terug. Hij laat Las Cases roepen en werkt met hem zoals gewoonlijk. Pas later als het schip de baai binnen vaart en op het punt staat voor anker te gaan, zegt hij tegen Gourgaud: “Dat is geen prettig verblijf, ik had beter in Egypte kunnen blijven.”
Het is middag. De admiraal en Sir George Bingham gaan aan land. De admiraal komt spoedig terug, vergezeld door kolonel Wilks (1), de gouverneur van de ‘zeer eerbiedwaardige en machtige Oostindische compagnie’ op Sint-Helena en die hij in de salon aan de keizer voorstelt. Napoleon ontvangt hem vol majesteit. Met een beleefdheid, die de Fransen bevalt, beantwoordt Wilks, een aardige man met een fijngesneden gezicht, waarom heen grijze haren gekroond, de vragen van de keizer over het eiland, over haar klimaat en over de verschillende soorten mensen, die haar bevolken.
Om de moed van de gevangenen erin te houden roemt de admiraal bij het diner de voordelen van Jamestown, de kleine hoofdstad en haar omgeving. Hij geeft Gourgaud echter nog geen toestemming daar aan land te gaan. Hij wil eerst regelen waar zijn gevangenen worden ondergebracht (2).
Aantekening:
1. Hij zou spoedig uit zijn ambt gezet
worden, omdat het eiland onder direct bestuur van de Kroon overging. Als
koninklijk gouverneur verscheen toen Sir Hudson Lowe. Kolonel Mark Wilks,
geboren in 1760, had zich in India onderscheiden. Hij was een fijngebouwde
man en werkte aan een geschiedenis over Zuid-India.
2. Hij wacht ook tot de ontscheping van alle troepen klaar is, opdat alle
maatregelen met betrekking tot de bewaking van Napoleon en zijn gevolg
getroffen kunnen worden.