Napoleon bezoekt Holland in1811
ROTTERDAM (3)
Ooggetuigeverslag van het bezoek van Napoleon en Marie-Louise aan Rotterdam 25 tot 27 oktober 1811.

Rotterdam 19 januari 1812. Brief van de 32 jarige Emilie (E.A.) de Jongh - Weerts aan haar schoonzus Jansje. Hoofdonderwerp is het ooggetuige verslag van het bezoek van Napoleon en zijn vrouw aan Rotterdam in oktober 1811 . Bij die gelegenheid werd Emilie samen met 29 andere notabele dames uitgekozen om zich met het keizerlijk paar te onderhouden. Ook was het echtpaar de Jongh - Weerts aanwezig bij het welkomsfeest in de Doelen.

Rotterdam den 19 jan(uari) 1812    
    
Lieve Jansje    
    
Eindelijk zal ik mijn beloften volbrengen en uw een seer  omstandige brief toezenden. Menigwerf wilde ik mijn eens met  uw op het papier onderhouden maar gedurig wierd ik verhindert. Nu  gij zelfen een menage hebt lieve Jansje weet gij best wat daarin valt na te gaan. Daar ik deese in het doosje zend wint het ook al weder so veel port uit en ik menageer mijn dus niet om  over kleijnigheden een brief vol te kladden.
Eerstelijk zal ik uw onse welstand mede deelen die meestal goed is. Ik ben altijd met zenuwhooftpijnen gekweld die niet verminderen met den ouden dag maar mijn menigwerf geheele dagen lusteloos en  ziek maken. Het variabele en v[l]akke winterweder  [br]eng[t] daartoe vast veel bij. Mijn waarde man is seer  gezond als ook de lieve kinderen die braaf groot worden en extra goed leeren. Lucie is altijd nog bij de brave jufr[ouw] Heusteekel edog Sander is tans bij de raad Rozendaal. Zijn school wierd slegt. Lucie gaat van tijd tot tijd op een kinderbal alwaar zij een heel aardig figuur maakt doordien zij lief danst en sig tans veel beter houd als voorheen. Zij is een lief gehoorzaam meijsje daar ik veel plaisir van heb. Sander nog jonger en onbezonnen. Best superbe maar geeft mijn meer moeite als zij. Wij verheugen ons regt in uw welzijn en dat van uwen besten vriend. Gij houd uw dan maar eens regt goed in uwen staat en ik wensch hartelijk gij eene gelukkige en even voorspoedige verlossing moogt hebben. Deese tijding zal mijn bisonder veel vergenoegen doen. De doopdeken die ik hier nevens zend is niet te schoon edog het is maar voor eens en in de winter. So gij die te vuil vind is het taf daar spoedig onder heen getornt en gij kunt die in uwe quartiren mooijer gewassen krijgen als  ik hier. De mutsjes, daar uw goede man uw mede verrast, zullen hoop ik na  uw genoegen zijn. Ik nam die op Meurs zijn  verzoek wat groot en [ze] zullen vast wel sterk zijn. Het zijn de  laa[t]ste fatsoenen die men ontfing. So gij nog iets nodig hebt so meld het mijn. Ik zal het met genoegen voor uw waarnemen.    
Van 't Else ontfingen wij heden nog tijding. Allen uitgenomen Lucie zijn daar wel. Die arme meyd sukkeld nog akelig. Zij  zal na uw kraam so als ik hoor bij uw komen. De verandering van lugt is wel niet groot maar het kan haar dog goed doen. Ik durf haar niet proponeeren van hier wat te komen. Zij zal daar weijnig lust in hebben maar so ik wist zij daar plan  op zoude hebben, zoude ons huis voor haar open staan en ik  zoude haar een kamer met vuur geven waar zij desnoods zoude kunnen zijn, so sij niet verkoos beneden te zijn wanneer die weynige menschen die wij sien ons bezogten.