Napoleon bezoekt Holland in1811
UTRECHT (2)
Napoleon vanuit Huis de Geer naar Utrecht

In 1811 werd het Huis de Geer bewoond door jonkheer Barthold de Geer van Jutphaas en jonkvrouwe Jacoba Gijsbertha Beatrix van Vianen. De manier waarop de Franse Maarschalk Odinot hen ten behoeve van de Franse keizer Napoleon en keizerin Marie Louise voor enige tijd uit hun kasteel zetten, werd door de bewoners als bijzonder genant ervaren.

Wel vermeldt de Jan Lodewijk Willem Baron de Geer van Jutphaas later in zijn autobiografie, dat alles zeer ordentelijk verliep. Hij schrijft verder: “Zelfs een huzaar die vergunning eenige druiven had geplukt, werd onmiddellijk daarvoor bestraft.”

Nadat de keizer en de keizerin zich hadden verfrist, trok het gezelschap naar Utrecht. Uiteindelijk telde het gevolg ruim achttien duizend mensen.

De stoet werd geopend door een detachement van de Gardes Gendarmerie en direct daar achter kwam een korps van de Gardes d’honneur. Dan volgde een koets, die door zes paarden werd voortgetrokken. Daarin zaten de Grootmaarschalk van het paleis van de keizer, de Groot-Kamerheer en de Opperstalmeester. Fier te paard volgden achter de koets de generaal Colbert met zijn staf. Om de grootheid van Napoleon te benadrukken volgden daarna compagnieën Hollandse lanciers, Poolse lanciers en cavalarie van de Garde Jagers. En dan kwam de door acht paarden voortgetrokken koets met keizer Napoleon en keizerin Marie Louise.

Vervolgens kwam er weer een hele legermacht; Gardes Grenadiers te paard en Hollandse en Poolse cavalaristen. Dan volgden koetsen met bedienend personeel. Met zes paarden bespannen koetsen zorgden voor het vervoer een viertal hofdames, van de prins van Neufchatel (onderkoning van Zweden), prins Aldobrandini en de hertogen van Treviso en Conegliano. Zes compagnieën van het 23e Regiment Jagers-cavalaristen sloten dat deel van de stoet af. In twee koetsen kwamen dan de kamerheer en de kabinetssecretaris van de keizer. De generaal Casseloup met zijn staf galoppeerde daar weer achter. Vier volledige regimenten infanterie vormden de achterhoede en de stoet werd besloten door een detachement van de gendarmerie.

Met veel pracht en praal deed Napoleon later op de 6e oktober van 1811 zijn intrede in Utrecht. De vele duizenden militairen, die weken tevoren al in Jutphaas, Vreeswijk en IJsselstein waren ingekwartierd om de intocht van de keizer mogelijk te maken, lieten de bevolking uiteindelijk met een fikse kater achter. Nog valt uit overleveringen op te maken, dat het gedrag van de soldaten verre van correct is geweest. Plunderingen, diefstallen en aanrandingen en verkrachtingen zijn volgens die overleveringen aan de orde van de dag geweest. Een verhaal uit omstreeks 1950 vermeldt: “Mijn overgrootvader stond in zijn huis aan de Weidstraat in IJsselstein met een bijl achter de voordeur om de soldaten van zijn dochter af te houden!”